Beleggen in BV of privé? Onder het belastingpakket 2023…
Met het op Prinsjesdag gepresenteerde wetsvoorstel Overbruggingswet box 3 zal de Wet IB 2001, in afwachting van een definitieve regeling, worden gewijzigd. De berekening van het voordeel uit sparen en beleggen voor 2023, 2024 en 2025 wordt hiermee in overeenstemming gebracht met het zogenaamde ‘Kerstarrest’ van de Hoge Raad. Naast de gewijzigde systematiek wordt ook het tarief en het heffingsvrij vermogen in box 3 aangepast. Tevens zijn er met het belastingplan 2023 een aantal andere fiscale maatregelen bekend gemaakt die van invloed zijn op de belastindruk op vermogen.
Wetsvoorstel Overbruggingswet box 3
De belastingheffing wordt gebaseerd op de werkelijke samenstelling van het vermogen. Het vermogen wordt hiertoe onderverdeeld in drie categorieën: banktegoeden (I), overige bezittingen (II) en schulden (III). Voor iedere vermogenscategorie geldt een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage.
Voor het begrip banktegoeden wordt aangesloten bij het begrip deposito zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht. Dit betekent dat alle box 3-bezittingen die niet vallen binnen de definitie van deposito en die geen schulden zijn, als “overige bezittingen” worden aangemerkt. Contant geld valt straks binnen de definitie van deposito.
Het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden wordt gebaseerd op het gemiddelde maandelijkse rentepercentage op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden van het lopende kalenderjaar.
Ook het forfaitaire rendementspercentage voor schulden wordt gebaseerd op gemiddelden van het lopende kalenderjaar. Hiervoor wordt aangesloten bij de gemiddelde maandelijkse rente over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens van het lopende kalenderjaar, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank.
De keuze om voor de vermogenscategorieën banktegoeden en schulden zoveel mogelijk aan te sluiten bij het werkelijk in een kalenderjaar behaalde rendement, impliceert dat pas na afloop van dat jaar het definitieve box 3-inkomen bekend is.
Voor de vaststelling van het forfaitaire rendementspercentage voor de vermogenscategorie overige bezittingen wordt voorgesteld om – in lijn met het rechtsherstel – aan te sluiten bij de huidige, in het kalenderjaar 2022 geldende, methodiek voor vaststelling van het forfaitaire rendementspercentage voor rendementsklasse II. Deze methodiek is gebaseerd op het langetermijnrendement van zowel onroerende zaken, aandelen als obligaties.
Het tarief in box 3 wordt vastgesteld op 32% en vervolgens per jaar met een procentpunt verhoogd. In 2024 geldt dan een tarief van 33% en in 2025 een tarief van 34%.
Het heffingvrije vermogen wordt verhoogd van € 50.650 naar € 57.000. Voor partners wordt het heffingvrije vermogen daarmee verhoogd van € 101.300 naar € 114.000.
Om peildatumarbitrage rondom januari van elk belastingjaar te voorkomen, wordt een anti-arbitragebepaling voorgesteld die ervoor moet zorgen dat het tijdelijk omzetten van vermogensbestanddelen niet leidt tot een lagere belastingheffing. Voor zover bij het handelen van de belastingplichtige sprake is van zakelijke overwegingen, is geen sprake van peildatumarbitrage. Op verzoek dient de belastingplichtige dit aannemelijk te kunnen maken. Onder zakelijke overwegingen worden in dit verband niet-fiscale overwegingen verstaan.
Aanmerkelijk belangtarief (box 2)
Op dit moment kent box 2 één tarief van 26,9%. Met ingang van 2024 worden in het belastingplan twee tariefschijven geïntroduceerd in box 2. Daarbij wordt de eerste € 67.000 aan inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2-inkomen) belast tegen een tarief van 24,5% en het meerdere tegen een tarief van 31%. Dit geldt per persoon. Door het invoeren van een progressief tarief stimuleert het kabinet de aanmerkelijkbelanghouder om jaarlijks een beperkt bedrag aan dividend uit te keren, waardoor belastinguitstel wordt tegengegaan. Met het hoge tarief tracht het kabinet de belastingdruk in box 2 meer in lijn te brengen met de belastingdruk in box 1 voor ondernemers. In 2023 blijft het aanmerkelijk belangtarief 26,9%.
19% Vpb over eerste € 200.000
De tariefopstap in de vennootschapsbelasting (Vpb), het gedeelte van het belastbaar bedrag waarover het lage Vpb-tarief is verschuldigd (‘mkb-schijf’), wordt vanaf 2023 verlaagd van € 395.000 naar € 200.000. Daarnaast wordt voorgesteld het tarief in deze schijf te verhogen van 15% naar 19%. Het reguliere Vpb-tarief blijft 25,8%.
Gecombineerde heffing Vpb en Box 2
Dit betekent dat de DGA over winsten in de bv respectievelijk in 2023 en met ingang van 2024 een gecombineerde heffing betaalt van:
Box 3 vanaf 2026: heffing over werkelijk rendement
Het kabinet heeft voorgesteld het nieuwe box 3-stelsel per 2026 vorm te gegeven als een vermogensaanwasbelasting, waarbij jaarlijks belasting wordt geheven over de reguliere inkomsten (zoals rente, dividend, huur en pacht minus de kosten) en de waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of koersverlies van aandelen en waardestijging of waardedaling van onroerend goed). Er wordt dus niet gekozen voor een vermogenswinstbelasting, waarbij jaarlijks alleen de reguliere inkomsten en de vermogenswinsten (bij verkoop van een vermogensbestanddeel) worden belast. De keuze voor een vermogensaanwasbelasting is onder andere gemaakt om langdurig uitstel van belastingheffing te voorkomen. De grondslag van box 3, c.q. de samenstelling van vermogensbestanddelen die in box 3 vallen, zal gelijk blijven.
De implementatie in de systemen van de Belastingdienst zou tijdig klaar moeten kunnen zijn om de wetgeving met ingang van 2026 in werking te laten treden. Of het voorstel ook in deze vorm tot nieuwe wetgeving gaat leiden en of deze datum ook daadwerkelijk gehaald zal gaan worden, moet de toekomst uitwijzen.
Wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap
Het op 13 september jl. aangenomen wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap houdt in dat bij aanmerkelijkbelanghouders die meer dan € 700.000 lenen bij hun vennootschap het meerdere belast wordt als inkomen uit aanmerkelijk belang. Eigenwoningschulden worden uitgezonderd. De maatregel gaat voor het eerst gelden voor het kalenderjaar 2023, waarbij gekeken zal worden naar de stand van de schulden per 31 december 2023. Iedere aanmerkelijkbelanghouder die meer dan € 700.000 bij zijn vennootschap heeft geleend, zal zijn positie opnieuw moeten bekijken. Ook dit zal in voorkomende gevallen meegenomen moeten worden bij de te maken keuzes.
Overwegingen bij het beleggen in de bv danwel in privé
Of het zinvol is om, in afwachting van de nieuwe wetgeving per 2026 de beleggingen te structureren in de bv danwel in privé, wordt onder meer bepaald door belasting druk en het (beoogde) rendement op de beleggingen.
Zoals hierboven geschetst is daarbij medebepalend; de vraag of het beclaimd of onbeclaimd vermogen in de bv of privé betreft (m.a.w. moet box 2-afrekening nog plaatsvinden), welke vermogenscategorie is van toepassing (I, II of III), wat is de omvang van de (verwachte) winst in de bv en het uit te keren dividend nu en in de toekomst.
Tevens zal moeten worden gekeken of er kosten moeten worden gemaakt om een eventuele wijziging uit te voeren. Bij beleggingsvastgoed zal ook de te betalen overdrachtsbelasting een rol spelen bij de vraag of (her)structurering in de bv danwel privé zinvol is. Het kabinet stelt voor om het algemene tarief van de overdrachtsbelasting te verhogen van 8% naar 10,4% per 1 januari 2023. Eerder was al aangekondigd dat het tarief van 8% zou stijgen naar 9%, respectievelijk 10,1%. Dat wordt voor de belegger dus nu 10,4%.
Samenvattend betekent dit dat er geen algemeen geldend advies gegeven kan worden, of het beleggingsvermogen het beste in de bv aangehouden/ingebracht kan worden, of dat u de beleggingen het beste in privé kun structureren, aangezien alle hierboven vermelde variabelen hierbij een rol kunnen spelen.
De komende periode worden, in afwachting van aanname van de wetsvoorstellen, de verschillende rekenmodellen aangepast aan de nieuwe wetgeving en tarieven. Als u het op prijs stelt, kunnen wij in overleg met u, aan de hand van uw wensen en doelstellingen en de geformuleerde uitgangspunten, de gevolgen voor uw persoonlijke financiële situatie op hoofdlijnen voor in kaart brengen.
Let wel, een ander stelsel voor box 3 brengt te zijner tijd naar alle waarschijnlijkheid een andere belastingdruk op vermogen in privé met zich mee. Het is thans niet te voorzien of de keuze die u nu maakt, vanaf dat moment nog steeds optimaal is.
Majorie Molegraaf RB FFP REP | Reijer Hekelaar RB REP
Financieel‑ en estate planner | Partner, Adviseur, Register Estate Planner (REP)
Tegenwoordig hebben we de sterke neiging om alles te willen. Maar het zal u niet verbazen dat dit niet werkt. Samen met u zullen wij prioriteiten stellen. Wat is voor u echt van belang? Een door ons uitgewerkt financieel plan is een advies dat inzicht geeft. Met een financieel plan wordt het makkelijker om de mogelijkheden voor toekomstige uitgaven (zoals de aanschaf van een nieuwe auto of studiekosten van de kinderen, een bepaalde levensstandaard na pensionering enzovoort) in kaart te brengen en de noodzaak om daarvoor te sparen te beoordelen.
Graag ontzorgen wij relaties op het gebied van persoonlijke financiën en staan we hen bij aangaande vraagstukken op het gebied van financiële, fiscale- en estate planning. Bel: 035 – 799 35 81 of mail: mmolegraaf@pyxis.nl of bel: 035 – 799 35 01 of mail: rhekelaar@pyxis.nl
Aan de inhoud van dit artikel is de uiterste zorg besteed, maar door de beperkte omvang is het onmogelijk om alle facetten en gevolgen van het onderwerp te belichten: het betreft een artikel op hoofdlijnen. Als u op basis hiervan bepaalde rechtshandelingen verricht/nalaat, aanvaarden wij daarvoor geen aansprakelijkheid.
Voor het samenstellen van dit document is gebruik gemaakt van de Prinsjesdagspecial 2022 van het Register Belastingadviseurs.